Auteur: prof. dr. mr. H.M. (Herman) Kappelle, bijzonder hoogleraar fiscaal pensioenrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
In de voortgaande discussies over het nieuwe pensioenstelsel valt regelmatig de term ‘pech- en gelukgeneraties’. Ik breek me al enige tijd het hoofd over wat ik me daarbij moet voorstellen. Ik kan me er eerlijk gezegd niets bij voorstellen. Volgens mij bestaan ze namelijk niet. Onlangs kreeg deze discussie weer een impuls door de brief van minister Koolmees met zijn tienpuntenplan. Een van de punten daarin is meer maatwerk in het beleggingsbeleid. Volgens Koolmees is; “vanuit het oogpunt van ‘human capital’ het voeren van één uniform beleggingsbeleid onverstandig, omdat risico’s dan niet worden toegewezen aan de groepen die dit het beste kunnen dragen”. Daarom vindt de minister een beleggingsbeleid gebaseerd op het ‘life-cycle principe’ een logischer uitgangspunt. Hierbij nemen deelnemers op jonge leeftijd relatief veel risico’s en bouwen dit risico op latere leeftijd af om de kans op pensioenverlaging te verkleinen.
De vakbeweging reageerde furieus. CNV-voorzitter Arend van Wijngaarden sprak van ‘een bom onder het pensioenstelsel’. “Wij willen een collectief en solidair systeem” aldus Van Wijngaarden. “Met life-cycle beleggen schep je pech- en gelukgeneraties. Het is een individueler beleggingsbeleid, waar fondsen per groep mensen gaan beleggen. Als je toevallig net tot een leeftijdsgroep behoort met een slecht beleggingsresultaat heb je pech”.
Toegegeven, het is slim geframed. Want wie wil er nu een dergelijk onderscheid tussen generaties? Maar is er wel sprake van een pech- en gelukgeneratie? Een generatie is volgens Van Dale; ‘een groep van ongeveer gelijktijdig geboren mensen’. In zoverre heeft life-cycle beleggen inderdaad te maken met generaties. Jonge deelnemers beleggen relatief veel in zakelijke waarden en oudere deelnemers meer in vastrentende waarden.
Maar kenmerk van een life-cycle is nu juist dat het risico voor een deelnemer wordt afgebouwd naarmate hij ouder wordt. En elke deelnemer wordt vanzelf ouder. Het is dus niet zo dat er complete generaties zijn die gedurende de gehele looptijd risicovoller beleggen dan andere generaties. Een jonge generatie die in enig jaar een slecht beleggingsresultaat heeft, heeft nog voldoende tijd om dit in de resterende looptijd goed te maken. Daarop is de life-cycle nu juist ingericht en daardoor bestaat de kans op een beter rendement. Zoals Agnes Joseph, actuaris bij Achmea Pensioenservices terecht stelt in FD PensioenPro van 19 maart; “Uiteindelijk tellen alle individuele life-cycles op tot één collectieve beleggingspot en die beleggen we ook als zodanig”.
En zo is het. Er is geen sprake van een individueel pensioenpotje dat per deelnemer afzonderlijk wordt belegd. Ook dat is slim geframed, maar daardoor nog niet waar. En het bestand van een pensioenfonds is een dynamisch geheel. Er treden constant nieuwe (jonge) deelnemers toe en er gaan steeds (oude) deelnemers met pensioen. Een deelnemer wordt vanzelf ouder en daardoor wijzigt zijn beleggingsmix. Hoe dichter bij zijn pensioeningangsdatum, hoe minder risico. Gedurende de gehele looptijd heeft elke deelnemer uiteindelijk dus dezelfde beleggingsmix. Het is dus niet zo dat er complete generaties met pensioen gaan waarvoor (te) risicovol is belegd. Pech- en gelukgeneraties bestaan dus niet.
Herman Kappelle