Pensioenfonds ABP betaalde half miljard aan bonussen

 

Het pensioenfonds ABP heeft met instemming van de minister van Binnenlandse Zaken en de vakbonden meer dan een half miljard euro aan bonussen uitgekeerd. De bonussen werden uitgekeerd aan deelnemers, die geboren zijn vóór 1950. Het betreft een bonus van € 6.500 per deelnemer, wanneer zij zouden doorwerken tot 65 jaar. Voor het betalen van onder meer deze bonussen heeft de staat aan ABP een lening verstrekt van € 2 miljard. De laatste bonus werd  in 2018 uitgekeerd.

De bonussen zijn niet als bonus verantwoord in de gepubliceerde en gedeponeerde jaarrekeningen van ABP. Het betreft een groep van 78 duizend ambtenaren en onderwijzers, die nog recht had op vervroegd uittreden, het zogenoemde FPU-pensioen (Flexibel Pensioen en Uittreden). Op 1 januari 2006 is met de inwerkingtreding van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (wet VPL) het vervroegd pensioen afgeschaft voor werkenden, die geboren zijn in of na 1950. De wet kwam tot stand om de pensioenen in de toekomst betaalbaar te houden, vanwege stijgende kosten door vergrijzing en een hogere levensverwachting. Deze wet beoogt middels fiscale maatregelen de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen en de regelingen die pensionering mogelijk maken vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar te ontmoedigen.

Voor pensioenfonds ABP zijn de sociale partners destijds in de Pensioenkamer het Hoofdlijnenakkoord overeengekomen, waarin de ‘lusten en lasten’ tussen de jongere generatie, geboren vanaf 1950 en de oudere generatie van vóór 1950 ‘evenwichtig’ is verdeeld. In dit Hoofdlijnenakkoord worden de bonussen niet genoemd. Ook in de pensioenreglementen, jaarrekeningen en jaarverslagen wordt met geen woord gerept over de lucratieve bonussen voor oudere deelnemers.

De groep deelnemers, die geboren is vóór 1950, bleef de oude rechten in afgeslankte vorm behouden. De FPU-regeling voor het vervroegd uittreden  heeft de deelnemers in ABP ruim € 15 miljard gekost inclusief de bonussen. Het toekennen van bonussen aan de oudere generatie is een bittere pil voor de jongere generatie, die na 1950 is geboren. Zij raakten per 1 januari 2006 alle rechten op FPU kwijt, hoewel zij daarvoor vele jaren premie hebben betaald. Ook hun bonus bij doorwerken tot 65 jaar, kwam te vervallen. Deze generatie  moet uit solidariteit met de oudere generatie tot 2023 wel meebetalen aan deze goudgerande FPU-regeling, terwijl zij zelf geen aanspraak meer hebben op deze regeling.

De groep die recht bleef houden op FPU ontving de bonus, door niet met 62 jaar vervroegd met pensioen te gaan maar door te werken tot 65 jaar. Uitstel van het prepensioen was bij ABP uitermate lucratief. Door te blijven werken tot 65 jaar werden alle niet opgenomen uitkeringen van het flexibel pensioen toegevoegd aan het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen, waardoor een aanzienlijk hoger ouderdomspensioen werd verkregen. Van de verhoging werd nog eens 70 procent toegevoegd aan het partnerpensioen. Als extraatje voor het doorwerken tot 65 jaar ontving deze groep ook nog eens een bonus van € 6.500 per deelnemer. Het pensioenfond ABP heeft voor de FPU-uitkeringen en bonussen een staatslening van € 2 miljard afgesloten, die  in 2016 is afgelost.

Martin Pikaart, voorzitter van AVV, het Alternatief voor Vakbond, voerde in 2009 een civiele procedure bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, omdat in het Hoofdlijnenakkoord en de daaruit volgende wijzigingen van het pensioenreglement, sprake zou zijn van verboden leeftijdsdiscriminatie. De groep geboren na 1950 betaalt de rekening van de riante overgangsregeling voor de oudere generatie, betoogde AVV.

Het gerechtshof erkent in het arrest de leeftijdsdiscriminatie maar vroeg zich af ‘of dat onderscheid objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en of de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn’, aldus het gerechtshof die deze vraag zelf met ‘ja’ beantwoordde. In deze procedure verzweeg ABP bij zowel de kantonrechter in Maastricht als bij het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch dat de oudere generatie bij het doorwerken tot 65 jaar een bonus van € 6.500 kreeg uitgekeerd. Daardoor heeft de rechter zich niet kunnen uitlaten over de bonus, of die ‘passend en noodzakelijk’ is om het doorwerken tot 65 jaar te stimuleren.

Het verstrekken van bonussen kwam aan het licht, nadat de hoofdredacteur van Kennisbank Abppensioen  bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van de Wet openbaarheid van bestuur de stukken heeft opgevraagd over de financiering van de FPU-regeling.

Aan pensioenfonds ABP is dit artikel voor commentaar voorgelegd. ABP wil niet reageren.

Frans Nijhof